Ga naar de inhoud

De relatie tussen sprongkracht en snelheid

Blessurevrij kunnen sporten is heerlijk, zo kun je elke week genieten van je favoriete trainingsmomenten, bijkletsen met je vrienden of sportmaatjes. Maar naast de gezelligheid heb je misschien ook wel sportieve doelen, sneller worden? Sterker worden? Beter kunnen voetballen of hockeyen? Dit vraagt natuurlijk om specifieke trainingen. Voor elke sport is er een set aan vaardigheden vereist, denk aan snelheid, kracht of inzicht. Maar wist je dat soms door de ene vaardigheid te trainen, je ook beter wordt in het andere?

In de wetenschap laten ze dit zien door een correlatie te vinden tussen deze vaardigheden. Dat wil zeggen dat er een verband is tussen de onderzochte vaardigheden, bijvoorbeeld als de ene groter wordt, de andere dat ook wordt.

Recent onderzoek laat zien dat er een correlatie is tussen je sprongkracht en je beweeg-snelheid. Hoe hoger je kunt springen, hoe sneller je kunt sprinten. In deze blog leg ik je uit hoe dit werkt. Hiervoor ga ik eerst uitleggen wat sprongkracht bepaalt en daarna duiken we dieper in beweeg-snelheid. Zodra je dit beter begrijpt, zie je ook de meerwaarde van het trainen van deze vaardigheden om beter te worden in je sport. Of wat wij belangrijk vinden, om blessure risico’s te verminderen.

Wat is sprongkracht?

Meestal wordt sprongkracht uitgedrukt in de maximale spronghoogte die een sporter kan halen. Een veel gebruikte test voor de spronghoogte is in de sportwetenschap de Counter Movement Jump (CMJ). Tijdens een CMJ buigt de atleet snel door de knieën en heupen om vervolgens zo hoog mogelijk te springen. Het doel is om de maximale spronghoogte en de krachtproductie van de atleet te beoordelen. Hiermee kunnen we dus iets zeggen over de sprongkracht van een sporter. Sprongkracht drukt dus uit hoe goed de spieren van een atleet kunnen samenwerken om een zo hoog mogelijke sprong te behalen. 

Beweegsnelheid?

Hoe snel iemand kan bewegen is afhankelijk van heel veel verschillende factoren, maar een belangrijke factor is de spieropbouw. Een spier is opgebouwd uit spiervezels, al deze vezels samen maken dat een spier kan bewegen en kracht kan leveren.

Spiervezeltypering:

Spieren zijn opgebouwd uit verschillende typen spiervezels die variëren in hun eigenschappen en functies. Grofweg onderscheiden we twee type vezels, type I de trage vezels en type II de snelle vezels.

1. Type I (Trage spiervezels):

  • Ook bekend als slow-twitch vezels;
  • Zijn efficiënt in het gebruik van zuurstof om langdurige, duurzame contracties te ondersteunen;
  • Ideaal voor activiteiten zoals marathonlopen en duurtraining;
  • Hebben een hoog uithoudingsvermogen maar genereren minder kracht.

2. Type II (Snelle spiervezels):

  • Ook bekend als fast-twitch vezels;
  • Zijn minder efficiënt in het gebruik van zuurstof, maar kunnen snel en krachtig samentrekken;
  • Ideaal voor explosieve bewegingen zoals sprinten en gewichtheffen;
  • Zijn onderverdeeld in Type IIa (snelle oxidatieve vezels) en Type IIb (snelle glycolytische vezels), waarbij Type IIb de meeste kracht en snelheid levert, maar ook het snelst vermoeid raakt.

De relatie tussen CMJ en Spiervezeltypering

Nu we weten wat een type spiervezel voor invloed heeft, kunnen we ook beter begrijpen waarom iemand hoger kan springen en sneller kan sprinten bijvoorbeeld. De correlatie die gevonden is tussen sprongkracht en snelheid is dus afhankelijk van de spiervezel die jij in je lichaam hebt zitten. De prestatie van een atleet in een CMJ-test wordt sterk beïnvloed door de verhouding van verschillende typen spiervezels in hun spieren.

Hier nog enkele punten over de relatie tussen spiervezels en kracht.

  1. Explosieve kracht en Type II vezels:

Atleten met meer Type II spiervezels hebben meestal een betere prestatie in CMJ-tests. Deze snelle spiervezels zijn beter in staat om krachtige, explosieve contracties te leveren die nodig zijn voor een hoge sprong. Onderzoeken hebben aangetoond dat sprinters en gewichtheffers, die vaak uitblinken in explosieve kracht, een hoger percentage Type II vezels hebben in vergelijking met duursporters.

  • Krachtontwikkeling:

De snelle en krachtige samentrekking van Type II vezels draagt bij aan een hogere krachtontwikkeling tijdens de sprong  (CMJ). Dit is essentieel voor het leveren van de hoge krachten die nodig zijn om de grond snel en krachtig te verlaten. Zodat je hoger kunt springen.

  • Training en aanpassing:

Training kan de eigenschappen van spiervezels beïnvloeden. Kracht- en explosiviteitstraining, zoals plyometrische oefeningen en zware krachttraining, kan de eigenschappen van Type II vezels verbeteren, waardoor atleten hogere en krachtigere sprongen kunnen maken.

Conclusie

De Counter Movement Jump (CMJ) is een test voor de spronghoogte van een atleet, de prestaties hiervan worden sterk beïnvloed door de spiervezeltypering. Atleten met een hoger percentage Type II spiervezels hebben een aanzienlijk voordeel in deze test vanwege hun vermogen om snel en krachtig samen te trekken. Hoewel genetica een basis legt voor de verhouding van spiervezeltypen, kan gerichte training atleten helpen hun explosieve kracht te optimaliseren, wat resulteert in betere prestaties in zowel de CMJ als andere explosieve sportieve activiteiten. Het begrijpen van de relatie tussen spiervezeltypering en prestatie kan atleten en coaches helpen bij het ontwikkelen van effectievere trainingsprogramma’s om hun atletische doelen te bereiken.

Vind je dit interessant, MMfysio biedt verschillende testen aan om je sprongkracht en spierkracht in kaart te brengen.

Geschreven door Dionne, Bewegingswetenschapper en fysiotherapeut bij MMfysio.

Wil je het hele artikel lezen, dit is de referentie: Gisladottir T, Petrović M, Sinković F, Novak D. The relationship between agility, linear sprinting, and vertical jumping performance in U-14 and professional senior team sports players. Front Sports Act Living. 2024 Apr 9;6:1385721.